CLOSE READING

is een effectieve methodiek en geen methode

 

Effectief leesonderwijs

  • Leerlijn door de hele school. Iemand die de Close Reading monitort door o.a. regelmatig klassenbezoeken af te spreken.
  • Kijk naar individuele kinderen en niet naar je groepsgemiddelde. Eén op de 10 groep 8 leerlingen beheerst niveau 1F onvoldoende (referentiedoelen) Streef naar 2F eind groep 8. Eind VMBO is 3F (om je een voorstelling te geven)
  • Doel van je les moet altijd inhoudelijk zijn, kennis uitbreiden is een must en staat centraal. De teksten die kinderen nu op school lezen zijn vaak veel te makkelijk of te weinig relevant.
  • Als je een nieuwe tekst met een nieuw onderwerp of kennisgebied aanbiedt is er niets mis mee om deze soms 3x voor te lezen en uit te leggen (Graham Northol). Kinderen die weinig kennis over het onderwerp van de tekst hebben, kunnen die dan toch lezen en begrijpen. Samenwerking is niet altijd de beste optie en kan zelfs funest zijn als er veel verschil is in achtergrondkennis over het onderwerp. Bovendien zijn kinderen niet getraind om adequaat de missing links bij hun partner op te zoeken of te constateren en aan te vullen.
  • Nieuwsbegrip-teksten kan je zeker gebruiken maar Close Reading strategieen niet beperken tot maar 1x per week. Het liefst ieder dag aan de gang met teksten. Dit kunnen allerlei teksten zijn.
  • Minimaal de kerndoelen van de Wereld oriëntatievakken halen zodat de kinderen veel kennis hebben over de en gebeurtenissen en processen die in de wereld plaatsvinden. (Is een klacht van een ouder dat haar dochter aan het eind van groep 8 kennis over WO-vakken mist.) WO-teksten bieden immers een prima en functioneel uitgangspunt voor Close Reading activiteiten tenzij deze goed geschreven zijn en aan bepaalde criteria voldoen.
  • De kennis die in thema’s aan de orde komt, vastleggen en terug laten komen in vervolgthema’s of actualiteiten zodat de kinderen verder kunnen bouwen op hun voorkennis en collega’s in een later stadium deze kennis kunnen uitbreiden.

 

  • Voorbeelden soorten teksten
    • Gedicht/lied van de week
    • Teksten uit atlassen, prentenboeken, kranten en functionele zakelijke teksten.
    • Lezen is schrijven in je hersens. Vanaf groep 3 aanleren dat kinderen meeschrijven met de tekst door bijvoorbeeld een belangrijk woord over te schrijven of indien mogelijk te onderstrepen, of in de marge een woord, sterretje of vraagteken zetten.
    • Post-it geven en een vraag laten noteren. Waar wil je meer van weten, of waar wil je over praten?
    • In groep 1/2 al gebruik maken van een venndiagram, bijv door hoepels neer te leggen. Sprookjes vergelijken bijv Anansi of Roodkapje etc Plaatjes met hoofdpersonen gebruiken, tekeningen maken.
    • Superschema’s invullen. Liever een aantal verwerkingsopdrachten (max 5) goed in de school invoeren dan te veel.
    • Een technische tekst van de week met doelen bijvoorbeeld over de jagers en verzamelaars. Des te meer kennis je hebt des te meer teksten kun je lezen.

 

  • Werkstrategie
  • In de groepen 1/2 start het begrijpend luisteren echt. Begrijpend luisteren loopt dus voorop het begrijpend lezen.
  • Laat per jaar vier boeken hardop met de hele klas lezen. Bijvoorbeeld: De koning van Katoren, Woeste Willem, of Borealis van Marloes Morshuis waarin 100, 13-jarige kinderen zijn geselecteerd om na een klimaatramp de aarde opnieuw te bevolken. Deze boeken zijn voor 2,50 euro te koop als je een bulk aankoop doet. Ook tijdens de kinderboekenweek worden er altijd boeken in grote oplage voor een kleine prijs aangeboden.
  • Kies en verzamel zelf met je team en bouw geschikte teksten over een onderwerp waar ze echt iets van leren al of niet passend bij het curriculum of de actualiteit.
  • Het voorlezen en meelezen van teksten levert een bijdrage aan een beter begrip en een betere luistertechniek. Tot eind van de middelbare school hebben ze jou als leerkracht nodig om het voor te doen (fonemisch bewustzijn), te laten horen waar een bijzin begint en eindigt, waar de nadruk op moet liggen, etc. Bedenk wel: In de klank zit de betekenis niet de tekens!!
  • Leesinterventie is nodig als de kinderen in groep 2 niet minimaal 20 letters kennen.
  • E3 en E5 leesniveau zijn heel cruciaal voor de verdere leesontwikkeling!
  • Close reading is een methodiek die bij alle vakken is toe te passen. Wat is de boodschap, de diepere laag. Welke verbanden en structuur zitten in de tekst? Wat staat er niet maar wordt wel overduidelijk bedoeld?
  • In de A teksten van Nieuwsbegrip zit bijvoorbeeld weinig structuur, in de B tekst is dat al beter. Bij het lezen van de A tekst is dus veel interactie met de leerkracht nodig. Je kunt eventueel begin van de week beginnen met de A tekst en eind van de week de B tekst nemen (ook op de middelbare scholen bijvoorbeeld eerst de c-tekst en dan de D tekst).
  • De onderbouw is vooral gericht op luisteren, midden en bovenbouw op zelf lezen. Je leest de tekst 3x, dit mag ook in 2 lessen of zelfs in één les. Je hoeft daar niet speciaal 3 lesmomenten voor te nemen. Als een leerling een vraag over de tekst beantwoordt kan je het antwoord met de hele groep controleren door de tekst of een stukje van de tekst nog een keer te lezen.

 

 

 

 

  • Teksten uitzoeken en jouw rol als leerkracht

 

De tekst staat centraal - wat is het doel dat je uit de tekst haalt? Je laat ze schrijven/aantekeningen maken vanaf halverwege groep 3. Kinderen zijn daardoor actief bezig en gaan daarna discussiëren over de tekst.

De tekst heeft minimaal 5 alinea’s (groep 4 t/m 8)

Teksten geven die de moeite waard zijn. Zijn ze te moeilijk dan de tekst aanpassen of teksten zoeken rond hetzelfde thema (uitdagend en interessant)

De teksten bevatten hoofdzinnen, bijzinnen en voegwoorden. Voorkennis is dus weer belangrijk!!!

 

Op school een boekenkast inrichten met alleen maar boeken voor close reading (informatieve en literaire teksten) Deze boeken zijn alleen voor de leerkrachten bijvoorbeeld:

  • Alle sprookjes van de gebroeders Grimm
  • Mythologische verhalen (verschil tussen Mythe en Sage leren)
  • Geen junior informatieboekjes gebruiken die aansluiten bij de canonvensters!

Zijn de boeken 3 jaar niet gebruikt dan weg ermee.

 

Bibi Dumon Tak (Zomergasten) schrijft hele leuke boeken over dieren. Non-fictie en veel figuurlijk taalgebruik. Tip: luister naar De grote vriendelijke podcast.

 

  • Samenvattend
  1. Kies goede teksten/boeken (relevant vanwege de inhoud of uitdagend, spannend en mooi of interessant)
  2. Leer 5 à 6 goede werkvormen aan (het team en de kinderen).
  3. Kies de juiste instructie-/werkvormen waarin denken, schrijven, spreken en lezen voorkomen.
  4. Laat kinderen ook vragen bedenken of nadenken over wat ze zich afvragen (wat staat er bijvoorbeeld niet maar weet je toch en hoe komt dat?) Laat de kinderen dus inhoudelijke vragen bedenken en bespreken met hun schoudermaatje/buur.
  5. EDI expliciete directe instructie – (Marcel Schmeier)

Strategieën model je als leerkracht. Bijvoorbeeld het inferentieel denken is daarbij belangrijk.

Zij pakte snel haar spaarpot maar die bleek leeg.

Hier wordt de inferentie gemaakt dat zij haar spaarpot rammelde of openmaakte maar dat staat er niet!

“..oh ze heeft haar spaarpot natuurlijk open gemaakt….”

 

EDI werkt goed bij rekenen: ik doe het, wij doen het, je doet het samen dan je doet het alleen.

Bij close reading gaat het vooral om de intro/uitleg en de begeleide inoefening. Als het kwartje valt dan pas zelfstandig laten werken. Je bent dus constant aan het modellen in het gesprek met de kinderen.

Waarom loopt hij nou ineens hard weg?” vraag je hardop aan jezelf, “Oh die beer staat natuurlijk nog steeds op de loer…”

 

  • Functionele verwerkingsopdrachten:

Lezen, schrijven en praten. Zo krijg je feedback of het doel is behaald.

Formulier voor een schrijfopdracht of verwerkingsopdracht. Gebruik hiervoor de superschema’s)

 

Of gebruik maken van de vaste 5; een samenvatting maken op basis van de 5 belangrijkste woorden die je hebt opgeschreven, dan controleren met de tekst erbij of je verhaal klopt.

Voorbeeld: emotiegrafiek (Burgemeester en hoofdpersoon uit De Koning van Katoren) of teksten over hetzelfde onderwerp met elkaar vergelijken (vergelijkingsschema).

 

Je kunt al vanaf de kleuters starten met een leesmuur/verhalenmuur. Wat zijn de structuren van verhalen, de opbouw etc

Groep 3 kan al een schema invullen met tekeningen(zie superschema’s).

Wie, wat, waar …of de volgorde van de gebeurtenissen.

Teksten over bijvoorbeeld over trouwen in verschillende landen, feesten etc met elkaar vergelijken in een vergelijkingsschema.